RvT ontslaat RvB van Zorginstelling te snel

Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg stelt als eis van goed werkgeverschap dat de RvT een kans geeft aan de RvB om het vertrouwen in haar functioneren te herwinnen.

In een arbitraal vonnis van 25 juli 2017 stelt het Scheidsgerecht Gezondheidszorg eisen aan een RvT als werkgever van de RvB van een Zorginstelling. Als een RvB tekortschiet in goed functioneren, behoort de RvT als goed werkgever dit tijdig en concreet aan de orde te stellen en de RvB gelegenheid te geven om zich te verbeteren en het vertrouwen te herwinnen.

De RvT van een stichting die ziekenhuizen bestuurt, verliest het vertrouwen in het bestuur dat geacht wordt niet ‘in control’ te zijn en niet in staat te zijn om de sterk verlieslatende situatie te veranderen. Dat rechtvaardigt echter niet meteen de conclusie dat de RvB tekortgeschoten is of dat bestuursleden niet over de benodigde capaciteiten beschikten.

Als de medische staf het vertrouwen in het bestuur opzegt, ontslaat de RvT bestuursleden vrijwel onmiddellijk. Het scheidsgerecht vindt dat er hogere eisen gesteld moeten worden aan goed werkgeverschap:

  1. Ook al heeft de RvT haar zorgen geuit aan de RvB over de financiële situatie en het uitblijven van verbetering daarin; de RvT heeft echter niet uitdrukkelijk gemeld dat de RvB tekortschoot en het vertrouwen dreigde te verliezen (rov 4.4)
  2. In het functioneringsgesprek met de RvB heeft de RvT niets geuit over een vertrouwensbreuk (rov 4.4).
  3. De RvB is overigens collectief verantwoordelijk voor goed bestuur van de stichting (rov 4.4).
  4. De RvT had tijdig en concreet tekortkomingen aan de orde moeten stellen en gelegenheid moeten geven om op die punten te verbeteren (rov 4.4)
  5. De RvB had de kans moeten krijgen om het vertrouwen van de RvT te behouden of te herwinnen; dat hoort bij goed werkgeverschap (rov 4.4).
  6. De RvT had niet zonder meer mogen constateren dat de vertrouwensbreuk met de medische staf onherstelbaar was (rov 4.5). Dit had nader onderzocht moeten worden.
  7. De RvT had ook niet middels een persbericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een bestuurder mogen aankondigen zonder voorafgaand gesprek met die bestuurder (rov 4.6).

Het Scheidsgerecht maakt nog eens duidelijk dat enerzijds de Raad van Bestuur collectief verantwoordelijk is (en niet de bestuursleden afzonderlijk voor hun eigen beleidsterreinen) en dat de Raad van Toezicht een zware verantwoordelijkheid heeft als goed werkgever van de RvB.

 

Zie voor de uitspraak:

http://scheidsgerechtgezondheidszorg.nl/uitspraken/uitspraken-2017/1704